VERVANGINGS THEOLOGIE

Hoe denkt God hierover.

Wij nemen dit standpunt in, omdat de Bijbel het duidelijk laat zien, en Jezus het persoonlijk zegt tegen de joden die toen leefden.

Wat Vervangingstheologie betekent, is dat het volk Israël, nadat ze Jezus verworpen hadden, niet meer het uitverkoren volk van God zijn, maar dat die titel nu overgegaan is naar een groep mensen, die in Jezus geloven als hun redder (de geredde mensen).

 

Zowel in het oude als in het nieuwe testament zijn er vele teksten, die keer op keer erop wijzen, dat dit zou gebeuren.

Hieronder volgen een paar teksten uit het oude testament waarin je de vervangingstheologie duidelijk naar voren ziet komen.

 

Deuteronomium 32:21 Zij hebben Mij tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden; Ik dan zal hen tot ijver verwekken door diegenen, die geen volk zijn; door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken.

 

Jesaja 65:1 Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik.

 

Hosea 2:23 23 And I will sow her unto me in the earth; and I will have mercy upon her that had not obtained mercy; and I will say to them which were not my people, Thou art my people; and they shall say, Thou art my God.

 

Dus we zien hier een duidelijk patroon in deze verzen terugkomen, waaruit blijkt dat God het volk Israël tot jaloersheid gaat verwekken, met hetgeen wat geen volk was, maar dat nu wel geworden is.

 

In het nieuwe testament zien we wanneer Israël niet meer als het uitverkoren volk van God gezien werd, en de reden staat er ook gelijk bij.

 

Mattheüs 21:33 Hoort een andere gelijkenis. Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en zette een tuin daarom, en groef een wijnpersbak daarin, en bouwde een toren, en verhuurde dien den landlieden, en reisde buiten 's lands.

34 Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden, om zijn vruchten te ontvangen.

35 En de landlieden, nemende zijn dienstknechten, hebben den een geslagen, en den anderen gedood, en den derden gestenigd.

36 Wederom zond hij andere dienstknechten, meer in getal dan de eersten, en zij deden hun desgelijks.

37 En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij zullen mijn zoon ontzien.

38 Maar de landlieden, den zoon ziende, zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam, komt, laat ons hem doden, en zijn erfenis aan ons behouden.

39 En hem nemende, wierpen zij hem uit, buiten den wijngaard, en doodden hem.

40 Wanneer dan de heer des wijngaards komen zal, wat zal hij dien landlieden doen?

41 Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden dood aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden zullen geven.

42 Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van den Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?

43 Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt.

 

De wijngaard is het uitverkoren volk Israël, en de Heer van de wijngaard is God:

 

Jesaja 5:7 Want de wijngaard van den Heere der heirscharen is het huis van Israel, en de mannen van Juda zijn een plant zijner verlustigingen; en Hij heeft gewacht naar recht, maar ziet, het is schurftheid, naar gerechtigheid, maar ziet, het is geschreeuw.

 

De dienstknechten die gezonden werden, waren de profeten van God:

 

Jeremia 35:15 En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord.

 

Mattheüs 23:34 Daarom ziet, Ik zende tot u profeten, en wijzen, en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad;

 

1 Koningen 19:14 En hij (Elia) zeide: Ik heb zeer geijverd voor den Heere, den God der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.

 

De Zoon die gezonden werd is Jezus:

 

Johannes 1:11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.

 

Handelingen 3:14 Maar gij hebt den Heilige en Rechtvaardige verloochend, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zou geschonken worden;

15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn.

 

Dit is het oordeel van God op die landlieden:

 

Mattheüs 21:43 Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt.

 

Mattheüs 23:35 Opdat op u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten is op de aarde, van het bloed des rechtvaardigen Abels af, tot op het bloed van Zacharia, den zoon van Barachia, welken gij gedood hebt tussen den tempel en het altaar.

36 Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.

 

Deze teksten zijn fysiek vervuld, in het jaar 70 na christus, door de romeinen.

 

Zelfs de overpriesters en farizeeën, die deze gelijkenis hoorden, wisten dat het om hun ging:

 

Mattheüs 21:45 En als de overpriesters en Farizeen deze Zijn gelijkenissen hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak.

 

 

Het opmerkelijke is dat die overpriesters en farizeeën, hun eigen ondergang als antwoord gaven:

 

Mattheüs 21:41 Zij zeiden tot hem: Hij zal den kwaden een kwaden dood aandoen, en zal den wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de vruchten op haar tijden zullen geven.

 

Nadat hun nu geen uitverkoren volk meer zijn, zoals we nu heel duidelijk gezien hebben, gaan dus de oud testamentische profetieën in vervulling, en weten we nu ook in het nieuwe testament, wie nu het nieuwe uitverkoren volk is:

 

1 Petrus 2:6 Daarom is ook vervat in de Schrift: Ziet, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.

7 U dan, die gelooft, is Hij dierbaar; maar den ongehoorzamen wordt gezegd: De Steen, Dien de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een hoofd des hoeks, en een steen des aanstoots, en een rots der ergernis;

8 Dengenen namelijk, die zich aan het Woord stoten, ongehoorzaam zijnde, waartoe zij ook gezet zijn.

9 Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht;

10 Gij, die eertijds geen volk waart, maar nu Gods volk zijt; die eertijds niet ontfermd waart, maar nu ontfermd zijt geworden.

 

Hier zien we dus duidelijk dat degene die op die Hoeksteen (Jezus) gelooft, dat die in vers 9 en 10 het uitverkoren volk van God genoemd worden.

In vers 10 is dat heel duidelijk te zien, sinds er letterlijk staat: Gij, die eertijds geen volk waart.

De joden waren al het uitverkoren volk van God, dus over hun kan het niet gaan in dit vers.

Daarom praat vers 10 over de mensen die in vers 7 geloven.

Als je vers 9 en 10 naast de oud testamentische teksten legt in het begin van dit artikel, dan zie je dat die verzen van het oude testament in vervulling zijn gegaan.

 

Hier zijn nog meer verzen waaruit hetzelfde beeld te zien is, ook als je de oud testamentische verzen erop toepast:

 

Galaten 3:26 Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus.

27 Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.

28 Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus.

29 En indien gij van Christus zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen.

 

Efeziërs 2:11 Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;

12 Dat gij in dien tijd waart zonder Christus, vervreemd van het burgerschap Israels, en vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, en zonder God in de wereld.

13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds verre waart, nabij geworden door het bloed van Christus.

 

Romeinen 2:28 Want die is niet een Jood, die het in het openbaar is; noch die is de besnijdenis, die het in het openbaar in het vlees is;

29 Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God.

Openbaring 3:9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des satans, dergenen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb.

 

De joden die wel geloofden in Jezus, worden, zoals Romeinen 11 dat zegt, weer ingeent in de boom van het uitverkoren volk van God:

 

Romeinen 11:23 Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven, zullen ingeent worden; want God is machtig om dezelve weder in te enten.

24 Want indien gij afgehouwen zijt uit den olijfboom, die van nature wild was, en tegen nature in den goeden olijfboom ingeent; hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geent worden?

 

Dat er joden zijn die in Jezus geloven, is waar, want de bijbel zegt dat:

 

Johannes 1:12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;

13 Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn.

 

Romeinen 11:1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israeliet, uit het zaad Abrahams, van den stam Benjamin.

 

Johannes 10:42 En velen kwamen tot Hem, en zeiden: Johannes deed wel geen teken; maar alles, wat Johannes van Dezen zeide, was waar.

43 En velen geloofden aldaar in Hem.

 

 

Dus de conclusie is zonder twijfel, dat het volk Israël niet meer Gods uitverkoren volk is, omdat zij Jezus verworpen hebben.

En dat iedereen die in Jezus gelooft als zijn persoonlijke redder, dat diegene nu onderdeel is van het uitverkoren volk van God.

 

Romeinen 4:9 Deze zaligspreking dan, is die alleen over de besnijdenis, of ook over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het geloof gerekend is tot rechtvaardigheid.

10 Hoe is het hem dan toegerekend? Als hij in de besnijdenis was, of in de voorhuid? Niet in de besnijdenis, maar in de voorhuid.

 

Galaten 3:6 Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend;

7 Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn.

8 En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden.

9 Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.

 

 

© 2020  Righteous Remnant NL